De juiste positie van de arm gedurende de eerste weken
Er is niet één bepaalde houding die de beste is. Het is juist goed wanneer houdingen worden afgewisseld. Als het handje bij of tegen het mondje ligt kan het kindje op zijn of haar vingers sabbelen. De handjes tegen elkaar aan kan voor de baby ook een prettige gewaarwording zijn. Daarnaast zijn andere houdingen goed als afwisseling, bijvoorbeeld wanneer het handje naar beneden ligt of het armpje juist niet tegen de romp aan. Hierdoor wordt voorkomen dat het schoudertje stijf wordt.
Optillen en dragen
Er zijn een paar dingen waarop moet worden gelet:
- De baby mag niet aan de armen worden opgetild.
- Daarnaast moet worden vermeden dat het armpje naar beneden valt tijdens het optillen. Til daarom Uw kind op met de hand onder de billen of in het kruis en de andere hand rond schouder en hoofd.
- Wanneer u de baby draagt met de aangedane arm tegen u aan, legt u de arm op de borst van het kind.
- Door het kind tegen u aan te houden houdt u met uw lichaam de aangedane arm op zijn plaats.
- Stop bij het voeden de arm dus niet onder uw oksel.
- Bij het dragen met de gezonde zijde tegen u aan, houdt u met uw arm die rond de schouders van het kind ligt, de slappe arm in de juiste positie; uw andere hand ondersteunt de billen.
Aan- en uitkleden
Er zijn geen speciale aanwijzingen voor het aan- en uitkleden. Het is goed om de arm zo snel mogelijk alle natuurlijke bewegingen te laten maken. Alleen indien sprake is van een sleutelbeen- of bovenarmfractuur mag de arm de eerste twee tot drie weken niet boven de 90° komen.
Tot slot
Na een zware bevalling kan het kindje nog last hebben van stressverschijnselen, prikkelbaarheid of pijn. Strelen, knuffelen en het voorzichtig bewegen van de arm mag echter wel en is zelfs aan te raden. Na enige weken mag veel meer en kan ook begonnen worden met oefenen. Hierover krijgt u dan adviezen van uw kinderfysiotherapeut en de artsen waar u voor controle komt.